Jaarstukken 2018

Toelichtingen

Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

Inleiding

De jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften zoals opgenomen in het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en gemeenten (BBV) en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet. In deze verordening heeft de gemeenteraad op 7 maart 2017 de uitgangspunten voor het financiële beleid en de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vastgesteld.

Algemene grondslagen voor het opstellen van de jaarrekening

  • In de jaarrekening zijn de gegevens van het Sint Pietershof opgenomen.
  • De waardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat vindt plaats op basis van historische kosten. Tenzij bij het desbetreffende balanshoofd anders is vermeld, worden de activa en passiva opgenomen tegen nominale waarden.
  • De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Baten en winsten worden slechts opgenomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verliezen en risico's die hun oorsprong vinden voor het einde van het begrotingsjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.
  • Dividendopbrengsten van deelnemingen worden als bate genomen op het moment waarop het dividend betaalbaar wordt gesteld.
  • Voor de verwerking van de algemene uitkering heeft de commissie BBV een stellige uitspraak gedaan. Deze uitspraak houdt in dat in de jaarrekening de algemene uitkering wordt opgenomen conform de in het jaar laatst gepubliceerde accresmededeling, die doorgaans is opgenomen in de septembercirculaire van dat boekjaar.
  • Met betrekking tot de eigen bijdragen die het CAK int en aan de gemeenten afdraagt, geldt op basis van de Kadernota Rechtmatigheid van de commissie BBV het volgende: Gemeenten kunnen op basis van de overzichten van het CAK wel de aantallen personen, soort en omvang van de zorgverlening beoordelen met de eigen Wmo-administratie. Probleempunt is dat door het ontbreken van inkomensgegevens op deze overzichten de informatie over de eigen bijdrage ontoereikend is om als gemeente de juistheid op persoonsniveau en volledigheid van de eigen bijdragen als geheel te kunnen vaststellen. Door de systematiek te kiezen van het vaststellen van de eigen bijdragen door het CAK, heeft de wetgever in feite bepaald, dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid en volledigheid van de eigen bijdragen geen gemeentelijke verantwoordelijkheid is. Dat betekent dat door de gemeenten geen zekerheden over omvang en hoogte van de eigen bijdragen kunnen worden verkregen als gevolg van het niet kunnen vaststellen van de juistheid op persoonsniveau, zoals hiervoor is toegelicht. Gemeenten zijn verplicht deze onzekerheid te noemen in de Jaarstukken.
  • Personeelslasten worden in principe toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. Door het formele verbod op het opnemen van voorzieningen c.q. schulden vanwege jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume, worden sommige personele lasten echter toegerekend aan de periode waarin uitbetaling plaatsvindt; daarbij moet worden gedacht aan componenten zoals ziektekostenpremie voor gepensioneerden en overlopende verlofaanspraken.
  • Voor arbeidskostengerelateerde verplichtingen van een jaarlijks vergelijkbaar volume wordt geen voorziening getroffen of op andere wijze een verplichting opgenomen. De referentieperiode is dezelfde als die van de meerjarenraming, te weten vier jaar. Als er sprake is van een (eenmalige) schokeffecten (bijvoorbeeld door reorganisaties) moet wel een verplichting worden opgenomen.
  • Vanaf 2017 is de waardering van investeringen met maatschappelijk nut in de openbare ruimte gewijzigd. Dit is verder toegelicht bij de grondslagen van de materiële vaste activa.

Balans

Immateriële vaste activa

  • De immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met de afschrijvingen en waardeverminderingen die naar verwachting duurzaam zijn. Eventueel van derden verkregen specifieke investeringsbijdragen worden in mindering gebracht op het geactiveerde bedrag (art. 62 lid 2 BBV). Hierbij wordt de verkregen bijdrage als bate verantwoord.
  • Afsluitkosten van opgenomen geldleningen worden afgeschreven gedurende de restant looptijd van de betrokken geldlening.
  • De kosten van onderzoek en ontwikkeling worden in vijf jaar afgeschreven. De afschrijving van de geactiveerde kosten van onderzoek en ontwikkeling start bij de ingebruikneming van het gerelateerde materiële vaste actief.
  • Bijdragen aan activa van derden worden conform onze nota Investerings- en afschrijvingsbeleid 2017 geactiveerd als ze individueel een bedrag van 15.000 euro te boven gaan. Dergelijke geactiveerde bijdragen zijn gewaardeerd tegen het bedrag van de verstrekte bijdragen, verminderd met afschrijvingen. De verleende bijdragen worden afgeschreven in de periode waarin het betrokken actief van de derde op basis van de door de gemeente gestelde voorwaarden moet bijdragen aan de publieke taak.

Materiële vaste activa

  • Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. Specifieke investeringsbijdragen van derden worden op de desbetreffende investering in mindering gebracht.
  • Conform de notitie grondexploitaties 2016 van de commissie BBV zijn "niet in exploitatie genomen gronden" en "bouwgronden in exploitatie" die per 1 januari 2016 uit exploitatie zijn genomen, op basis van een overgangsbepaling tegen de boekwaarde per 1 januari 2016 gerubriceerd naar de materiële vaste activa. Deze overgangsbepaling heeft een looptijd van vier jaar. Uiterlijk 31 december zal een toets plaatsvinden op de marktwaarde van deze gronden tegen de geldende bestemming op het moment van de marktwaardetoets. Wordt daarbij een duurzame waardevermindering vastgesteld, dan zal dat uiterlijk 31 december 2019 leiden tot een afwaardering van deze gronden.
  • Slijtende investeringen worden afgeschreven vanaf het jaar volgend op het jaar waarin de investering is geworven of in gebruik is genomen. Op grondbezit met economisch nut (buiten de openbare ruimte) wordt niet afgeschreven. De gehanteerde afschrijvingstermijnen zijn:

Soort investering

Afschrijvingstermijn
in jaren

Apparaten

5 - 15

Automatisering

1 - 10

Bedrijfswagens, aanhangers en overige vervoersmiddelen

8 - 10

Begraafplaatsen

15 - 40

Brandwerende maatregelen

15

Civiele kunstwerken (renovatie en vervanging)

20 - 75

Dierenweiden

15 - 20

Gebouwen

10 - 40

Gereedschap

5

Groenvoorzieningen

25 - 40

Havens/watergangen

10

Hekwerken

5 - 20

Immateriële activa

5

Inbraakbeveiliging

10

Installaties

5 - 25

Kantoorinrichting

8 - 15

Klokken, uurwerken en carillons

10

Kunstwerken

20

Machines

5 - 7

Monumenten

25 - 40

Eerste inrichting onderwijs

9

Openbare verlichting

8 - 50

Parkeren

10 - 40

Riolering

25 - 75

Speelterreinen

10 - 12

Sportterreinen

10 - 40

Straten, pleinen en wegen

20 - 35

Verkeersmaatregelen

10 -20

Woonwagencentrum

15 - 25

Zonweringsdoek

10

Zwembaden

15 - 40

  • Wanneer investeringen grotendeels of meer worden gedaan voor riolering, het inzamelen van huishoudelijk afval of andere alsook voor rechten die op grond van artikel 229 lid 1a en 1b Gemeentewet worden geheven, dan worden deze investeringen op de balans opgenomen in de categorie "Investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven".
  • Investeringen met een maatschappelijk nut worden, evenals investeringen met een economisch nut geactiveerd en over de verwachte toekomstige gebruiksduur afgeschreven. De verplichting om alle investeringen in de openbare ruimte met uitsluitend maatschappelijk nut te activeren geldt alleen voor investeringen die vanaf het begrotingsjaar 2017 worden gedaan. Door de invoering van de nieuwe systematiek blijven verschillen bestaan in de wijze waarop mag worden afgeschreven op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die vóór het begrotingsjaar 2017 zijn gedaan. Om inzicht te geven in het deel van de activa dat wel vergelijkbaar is qua systematiek is in het verloopoverzicht in de toelichting op de balans aangegeven welk bedrag volgens de nieuwe systematiek is verantwoord en welk deel volgens een andere systematiek.
  • Voor in erfpacht uitgegeven grond geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. Gronden in eeuwig durende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde. Eventuele afkoopsommen voor voortdurende contracten zijn verwerkt onder de langlopende schulden en vervallen naar rato van afkoopperiode vrij ten gunste van het resultaat.

Financiële vaste activa

  • Leningen u/g en (overige) uitzettingen zijn - tenzij hierna anders is vermeld - opgenomen tegen nominale waarde. Zo nodig is een voorziening voor verwachte oninbaarheid in mindering gebracht.
  • Participaties in het aandelenkapitaal van NV's en BV's (kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen in de zin van het BBV) zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van de aandelen.
  • Van een deelneming is volgens artikel 1 lid d BBV sprake als de gemeente participeert in het aandelenkapitaal van een NV of BV.

Vlottende activa

  • De als onderhanden werken opgenomen bouwgronden in exploitatie zijn gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijs, dan wel lagere marktwaarde. De vervaardigingsprijs omvat de kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend (zoals grondaankopen en kosten van bouw- en woonrijpmaken), evenals de rentekosten berekend zoals voorgeschreven in het BBV en de administratie- en beheerskosten.

Voor winstneming geldt de percentage of completion methode: voor zover gronden zijn verkocht en opbrengsten zijn gerealiseerd kan tussentijds naar rato van de voortgang van de grondexploitatie winst worden genomen. Hiervoor moet het resultaat op de grondexploitatie wel op betrouwbare wijze kunnen worden ingeschat. Als aan de drie onderstaande voorwaarden is voldaan, bestaat er voldoende zekerheid om winst te kunnen nemen.

  1. Het resultaat op de grondexploitatie kan betrouwbaar worden ingeschat.
  2. De grond (of het deelproces) moet zijn verkocht.
  3. De kosten zijn gerealiseerd (winst wordt naar rato van de realisatie gerealiseerd.

Zolang daarvan geen sprake is, worden de verkregen verkoopopbrengsten ten volle op de vervaardigingskosten in mindering gebracht.

  • Gerede producten worden gewaardeerd tegen de kostprijs of tegen de marktwaarde indien de marktwaarde lager is dan de kostprijs. Dat laatste doet zich vooral voor als voorraden incourant worden. De kostprijs bestaat uit de verrekenprijzen van grond- en hulpstoffen en de loon- en machinekosten die aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend.

Uitzettingen met een rente-typische looptijd korter dan één jaar

De vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. De voorziening wordt statistisch bepaald op basis van de geschatte inningskansen.

Liquide middelen en overlopende posten

Deze activa worden tegen nominale waarde opgenomen.

Voorzieningen

Voorzieningen worden gewaardeerd op het nominale bedrag van de betrokken verplichting of het voorzienbare verlies. Minimaal alle investeringsbedragen in riolen onder de 1,8 miljoen euro en alle investeringen in gemalen worden ten laste gebracht van de voorziening toekomstige investeringen riolering.

Vaste schulden

Vaste schulden worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, verminderd met gedane aflossingen. De vaste schulden hebben een rentetypische looptijd van één jaar of langer.

Vlottende passiva

De vlottende passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde.

Borg- en garantstellingen

Voor zover leningen door de gemeente gewaarborgd zijn, is buiten de balanstelling het totaalbedrag van de geborgde schuldrestanten per einde boekjaar opgenomen. In de toelichting op de balans is meer informatie over de borg- en garantstellingen opgenomen.

Vennootschapsbelasting

Er is nog onzekerheid over de hoogte van de te betalen vennootschapsbelasting over 2018. Er is nog geen afstemming met de belastingdienst. Ook is er nog geen aangifte vennootschapsbelasting gedaan.